Foto's Australië III

Hierbij de Facebook-albums behorende bij onze vorige blog!

Anne

Sander

Binnenkort weer een nieuwe blog want het avontuur gaat verder! J

Cassowary, where are you?

Zoals aan het eind van onze vorige (foto)blog te lezen was, zijn wij naar Nederland geweest voor de begrafenis van Anne haar oma. Het was behoorlijk dubbel om in Nederland te zijn; de reden was erg verdrietig, maar het weerzien met familie en vrienden was erg fijn. De eerste paar dagen stonden in het teken van de begrafenis en hebben we afscheid genomen van oma. We hebben gemerkt dat we een goede keuze hebben gemaakt om terug te gaan en erbij te zijn.

Aan onze tijdelijke terugkomst zat zoals gezegd ook een leuke kant: Dick, Rens, Freek Jan, Gery, Emma en Luuk, Joke en Sander, opa en familie Benthem, Henk en Houkje, Nicolette, Ketan, Nathan, Samuël en Judah, Roeline, Titia, Hossam en Tiam, oma Wageningen, Anne en Esther, Peter en Paul, Jaap en Jorien, Poeder, Rudmer, Teake, Geertje, Jope, Anna, Jildau, Rudy, Harmen, Wouter en Renske, Jasper, Judith, Astrid, Laura, Birgit, Frans en Padmo, hermafrodiet in de MensenZoo, tandarts van Wely en alle andere mensen die we hebben gezien en zijn tegengekomen in Nederland: BEDANKT! Voor de gastvrijheid, het eten, het drinken, het feestje, het onderdak, ons ophalen en wegbrengen van/naar het vliegveld, de biertjes, de gesprekken, de barbecue, de Nederlandse kaas, de champignonsaus, het campinggevoel, het showen van de nieuwe kinderen, Koninginnedag, uit eten, de truien, het blikje Fanta, het Bevrijdingsfestival, de backup, de films, het stukje kaakbeen verwijderen, het lenen van de auto en al het andere waarmee jullie ons tegoed hebben gedaan. We hebben ervan genoten!

(Niet bedankt: de bakkerij in Paddepoel voor het niet hebben van een broodje oude kaas.)

Na de lange vlucht naar Townsville staat ons Australische busje gelukkig nog op ons te wachten. We slapen onze jetlag uit in een paar dagen op gratis plekken langs het strand, waar we helaas niet kunnen zwemmen vanwege het gevaar van krokodillen en de box-jellyfish (dooskwal). We bellen een heleboel hostels en boerderijen af om werk te vinden, maar het plukseizoen is hier nog niet begonnen vanwege de vele regenval de laatste tijd. Zodoende rijden we eerst verder omhoog langs de kust over de weg die in de folders de Great Green Way of Great Tropical Drive genoemd wordt. Deze weg voert ons langs stranden, watervallen en regenwouden.

We gaan op zoek naar cassowaries in Mission Beach, waar het schijnt te stikken van deze bedreigde diersoort. De cassowary is de grootste loopvogel van Australië en komt alleen in dit gebied (het noordoosten) voor. Zoals de vele borden aangeven rijden we langzaam om op tijd een exemplaar te spotten en om niet de zoveelste te zijn die er een omver rijdt. Vanuit de auto hebben we helaas geen geluk en bij een wandeling door het regenwoud zien we mooie vergezichten en grote varanen, maar nog steeds niet zo’n vogel. “Cassowary, where are you?”.

In deze kuststreek valt gemiddeld de meeste regen van heel Australië en dat merken we. Als we in Cairns aankomen is het slecht weer en in plaats van een duiktrip naar het Great Barrier Reef rijden we eerst door naar Cape Tribulation, bijna het noordelijkste puntje waar je met een tweewielaandrijving nog kan komen. Op weg daarnaartoe steken we de Daintree River over, maar niet voordat we een paar keer met de Crocodile Express de rivier op zijn geweest om de vele krokodillen te spotten. We kunnen voor $25 zo vaak mee als we willen en we maken zodoende kennis met bijna alle krokodillen op dit stuk van de rivier. Ook zien we boomslangen, ijsvogels en een boomkikker. Eenmaal de rivier over met de bus weten we ook eindelijk where de cassowary is. Hier! We zien tijdens onze zoektocht naar een goedkope kampeerplaats verschillende van deze imposante dieren lopen, waaronder een ouderpaar met twee ‘kuikens’. Heel bijzonder.

Cape Tribulation is voor ons het noordelijkste punt van Australië en we draaien weer om richting het zuiden. Op de weg terug naar Cairns gaan we de Tablelands op. Dit is een hoogvlakte (alleen niet helemaal vlak) die een stukje landinwaarts achter de Great Dividing Range ligt. Dit is handig om te weten want hier zullen we later nog meer tijd doorbrengen. Deze keer spenderen we alleen een nacht in de Granite Gorge, waar de wallaby’s zo tam zijn dat je ze kunt voeren en aaien. Na een kijkje bij de door de vele regenval ontzettend grote Barron Falls zijn we net op tijd terug in Cairns om op de boot te stappen voor een duiktrip.

Met de Rum Runner, een motorschoener van ongeveer 20 meter lang, varen we naar Michaelmas Cay in het Great Barrier Reef. De omstandigheden zijn niet bepaald ideaal met volledige bewolking, windkracht 6-7 en golven van 2 meter binnen het rif, maar met zeeziektepillen en stug naar de horizon blijven kijken komen we zonder brokkelen aan in de luwte van een eilandje. Hier kunnen we de wetsuits aantrekken en overboord. We duiken de eerste dag vier keer met één nachtduik en de volgende ochtend twee keer, samen met twee andere gecertificeerde duikers en een divemaster (gids). Het is een behoorlijke opgave om je natte wetsuit in de koude wind aan te trekken en in de golven te springen en Anne slaat twee keer een duik over vanwege de kou. Ondanks de golven en het gebrek aan zon is het zicht nog redelijk onder water en we zien mooie koralen, roggen en zelfs twee haaien! Dit laatste maakte de trip, samen met de duikervaring, de fijne crew en het lekkere eten toch een succes. We nemen ons wel voor om de volgende keer niet zo’n trip te doen als de weersomstandigheden niet beter zijn.

Weer terug in Cairns moeten we een paar dagen wachten op nieuwe banden voor onder de bus dus gaan we weer vol op banenjacht. We vinden een baantje voor Sander via een niet nader te benoemen toerbureau (ze beloven je 3 maanden lang te helpen met werk zoeken, maar na de eerste baan hebben ze je ‘contributie’-geld binnen en kun je het verder vergeten). De baan is wél leuk, hij kan namelijk een website bouwen voor het Havana Music Café. We brengen dus een aantal leuke avonden door aan de bar in het café om de sfeer, het bier en het eten te proeven en van de live optredens te genieten.

Inmiddels zitten de nieuwe banden onder de bus en terwijl Sander op de camping aan het webdesign werkt en Anne zich steeds meer verveeld worden we gebeld door het bureau dat ze mensen met een eigen busje zoeken om mangobomen te snoeien in de Tablelands. Het is maar voor 6 dagen maar toch grijpen we de kans. De website mag gelukkig nog even wachten. Na wat papierwerk en de nodige boodschappen rijden we dus direct naar Dimbulah, het gehucht waar de boerderij met 60.000 mangobomen is gevestigd. We zijn uiteindelijk 9 dagen (van half 7 tot 3) met een groep van 17 backpackers de mangobomen in de vorm van een wijnglas aan het zagen: de binnenkant en takken die naar beneden hangen eruit halen en dan nog wat ‘ramen’ maken om het gif en het licht naar binnen te laten. Onze opzichters zijn erg aardig en de baas trakteert een keer op bier en een barbecue!

Na dit baantje hoeven we van het bureau niks meer te verwachten, maar gelukkig staan er nog twee andere backpackers op de camping in Dimbulah en die hebben net na twee weken wachten en zoeken een baantje gevonden. Daar kunnen ze nog wel twee mensen gebruiken, dus we zijn nog geen dag werkloos! Op een boerderij bij Mutchilba, een zo mogelijk nog kleiner dorp even verderop, kunnen we verder met onze nieuwe roeping: weer mangobomen snoeien dus. Voor de website zal Sander tussendoor vooral via telefoon en email verder werken. Daar is uiteindelijk bijna alleen op zondag tijd voor, want we werken bij de nieuwe baas 6 dagen in de week van 7 tot 5. We hebben wel twee uur pauze. Het werken gaat hier ook iets gemoedelijker en meer op kwaliteit dan op kwantiteit. Je voelt je meer tuinier want je werkt vooral met de knipper en je handen in plaats van met de zaag. De bomen moeten van deze baas nog wel een dakje houden zodat het zonlicht gefilterd wordt en de boom dus niet verbrand. Takken en bladeren aan de binnenkant van de boom moeten we verwijderen zodat alle mango’s aan de buitenkant groeien en dus makkelijker geplukt kunnen worden. De buitenkant moet ook hier weer uitgedund worden om het gif en het licht door te laten. Een kleine complicatie is wel dat de bomen hier door de vorige eigenaar niet allemaal zijn klein gehouden dus werken we ook dagen achter elkaar met een zaag op een stok in bomen van ongeveer 8x8x4 meter. Vermoeiend, maar het went. Anne blijkt ook gevoelig te zijn voor de giftige sappen van de boom en ze slikt pillen tegen hooikoorts om de jeukende uitslag weg te houden. Met de laatste paar dagen werken waren Anne haar pillen op dus ze heeft nog behoorlijke uitslag en dikke ogen opgelopen.

Tegen een schappelijk bedrag wonen we gedurende dit werk in een huis op de boerderij, samen met de drie Italianen en het Franse stel waar we mee werken. We hebben dus 6 weken lang een eigen kamer, een normaal bed, ruimte om ons staand om te kleden, een koelkast, een oven en een tv! En we hebben dus geen reistijd naar het werk want we wonen tussen de mangobomen. Daar tegenover staat dat we af en toe bezoek hebben van een python, dus we checken wel elke keer onze slaapzakken voor de zekerheid. Maar verder niks te klagen!

In de weekenden doen we boodschappen in Mareeba (40 km) en Sander is nog een keer naar Cairns geweest om de website op te leveren. (De site wordt nog gevuld met materiaal, maar is al wel te bekijken op www.havanamusiccafe.com/hmc/.) Het mooiste weekend was die van de Mareeba Rodeo, één van de grootste rodeo’s van Australië met tienduizend toeschouwers. Het is voor ons de eerste echte rodeo en Sander heeft er ongeveer een maand naar uit gekeken. We zijn een dag goed vermaakt met Barrel Races, Breakaway Roping, Saddle Bronc, Steer Wrestling, Bareback Riding en Bull Rides. (Zie de foto’s voor uitleg.) Heel gaaf om een keer te zien, maar ook: als je er één hebt gezien heb je ze allemaal wel gezien.

Inmiddels zijn we, na 8 weken werken, klaar met de mango’s en zijn we weer op avontuur. Na het werk hebben we een paar dagen in een National Park aan een meer gestaan om uit te rusten en Anne haar verjaardag te vieren. Nu zijn we op weg de Outback in. Hoe dat allemaal verloopt horen jullie de volgende keer!

Dan zijn jullie nu allemaal weer ongeveer op de hoogte! Oh nee, toch niet, want … wij komen definitief terug naar Groningen. Niet nu, niet volgende maand en niet in december, maar in ieder geval vóór 1 augustus 2013, want dan kan Sander beginnen met promoveren bij professor Van der Giessen aan de Rijksuniversiteit Groningen! Jihaa!

Hopelijk hebben jullie genoten van deze blog. Wij genieten altijd erg van jullie reacties dus we zijn benieuwd!

Liefs,
Sander en Anne

P.S.: Het foto-album op Facebook komt later, want de internetverbinding is hier erg slecht.

A long, long time ago…

Dag lieve vrienden en familie!

Lang, lang geleden hebben jullie een verhaaltje van ons gekregen over onze bevindingen in Australië. Deze keer hebben we geen verhaaltje geschreven, maar een foto-blog gemaakt. Klik op één van onze namen en je gaat automatisch naar de aangeklikte Facebook-pagina met daarop 200 foto’s van de afgelopen tijd!

Sander

of

Anne

(Voor Astrid: gewoon op klikken en dan kan je ons weer even zien :-))

Op de foto’s bij deze blog krijgen jullie alvast een voorproefje van de hoofdrolspelers in deze serie! Ohja, we zijn ook nog een tijdje bezig geweest om al onze stops in Australië op de kaart in te vullen, dit is gedeeltelijk gelukt maar misschien leuk om even naar te kijken.

Veel plezier!

Doei en de groeten van Sander en Anne die vandaag alweer 499 dagen op reis zijn!

Road Trip Down Under Aussie Style, Mate!

Beloofd is beloofd, hier is alweer de volgende update. We lopen alleen nog steeds wel een beetje achter, dus dit verhaal begint op 10 december 2011. Op deze zaterdag kwamen we ’s ochtends vroeg aan in Adelaide met het vliegtuig vanuit Bali. We waren behoorlijk uitgeput, maar kregen direct weer nieuwe energie omdat Teake ons ophaalde van het vliegveld en na aankomst bij het Wicked-depot in het centrum van Adelaide direct een lekker ontbijt met eieren, kaas en spek voor ons klaarmaakte! Wat is het Wicked-depot, vraagt u zich af? Nou, dat is de garage waar het camperverhuurbedrijf Wicked Campers in Adelaide gevestigd is. Onze goede vriend Berend Versteeg werkt hier als verkoper (of eigenlijk: verhuurder) en heeft een geïmproviseerd onderkomen achterin de garage. Wij mogen zolang kamperen in twee afgeschreven Wicked-busjes op de parkeerplaats.
Terwijl Berend deze ochtend nog moest werken, leidde Teake ons rond in de stad. ’s Middags zijn we naar het zwembad geweest, waar we het maar koud vonden in vergelijking met de Aziatische hitte. De lange dag werd afgesloten met een bezoekje aan de kroeg, waarna we het geen probleem vonden om in ons onderkomen op vier wielen te kruipen!

In de week erop zijn we dingen gaan regelen als een bankrekening, telefoonnummers, belastingnummers en werk. Dat laatste komt je niet zomaar aanwaaien, alhoewel… Via Berend had Sander al snel contact met Gary, de baas van de Adelaide Travellers Inn (een hostel). Aangezien het hostel een nieuwe website en Sander werk nodig had was een deal snel gemaakt. Terwijl Sander daar aan het werk was met de laptop heeft Anne zich een paar dagen zelf vermaakt met naar baantjes speuren en musea bezoeken. Totdat het hostel werd opgebeld door de mensen van een grote boekenverkoop, die wel wat hulp konden gebruiken om de boeken (meer dan een miljoen) uit te stallen. Aangezien Sander naast de receptie zat te werken waren de lijntjes kort en stond Anne een half uur later op de Adelaide Showgrounds in een grote hal palletboxen met boeken uit te pakken voor Dirt Cheap Books. Haar baas, Mark, wist wel van doorpakken en Anne werkte direct 12 uur per dag. De volgende dag bleek dat Mark nog mensen zocht om tijdens de 3 weken durende verkoop mee te helpen achter de kassa. ‘Oeps, misschien had ik iets harder moeten werken en iets minder moeten oewehoeren…’, dacht Anne. Blijkbaar was dat toch wel in de smaak gevallen, want ze werd gevraagd om nog te blijven werken. Mooi zo! Zodoende hadden we allebei binnen een week een baan. Ik kon mijn eigen uren bepalen en Anne maakte lange dagen onder Marks bewind, dus stroomden de dollars binnen. Die hadden we ook wel nodig, want Australië is duur!

Het contrast met de prijzen in Azië kon niet groter zijn. Pas na meer dan een maand raak je er een beetje aan gewend om 30 dollar (22,50 euro) per kilo vleeswaren te moeten betalen en dat een krat bier in de aanbieding 30 dollar (22,50 euro) is! In de kroeg is een biertje 6 dollar (4,50 euro)! We weten niet hoe het inmiddels in Nederland met de prijzen is gesteld, maar wij waren in ieder geval blij dat je hier ook een Aldi hebt. De lonen zijn hier natuurlijk ook hoger, relatief gezien. Je krijgt voor een backpackers baantje toch al snel 15 dollar (11,25 euro) per uur betaald.

Tijdens ons werkende leven in Adelaide vermaakten we ons ’s avonds met biertjes drinken met Teake en Berend in het depot, zo nu en dan met Wicked-klanten die nog een dagje of wat bleven hangen. Op maandagavond was er live muziek in het Grace Emily Hotel. Nee, dat is geen echt hotel, ze noemen hier alleen bijna elke kroeg een hotel omdat het vroeger vaak hotels waren. Ohja, en veel huizen lijken een beetje op van die oude huizen uit Western-films, met houten veranda’s en soms zelfs nog klapdeurtjes. Nu we het daar toch over hebben, veel belangrijke gebouwen zoals kerken en stadshuizen zijn gebouwd in een oude Romeinse stijl met grote stenen en pilaren, terwijl die gebouwen amper ouder zijn dan 100 jaar. Een beetje nep dus. Maar goed, ik was aan het vertellen waar we ons zoal mee vermaakten. Nou, zo nu en dan maakten we een tripje naar het strand of het zwembad, maar hoewel de zon hier in Australië echt harder schijnt dan alle andere plekken waar we tot nu toe geweest zijn (iets met dat het gat in de ozonlaag hier zit ) kan het met bewolking of wind erbij toch behoorlijk fris zijn! Combineer dat met de prijzen en je begrijpt dat tripjes naar de op-shop (Opportunity Shop oftewel tweedehands koopjes) ook erg in trek waren.

De avond voor kerst zijn we met zijn vieren bij Luke (Berends collega als monteur bij Wicked) en Jess wezen barbecueën. De volgende ochtend hadden we een kerstlunch bij de Adelaide Travellers Inn en ’s avonds hebben we gechocoladefondued bij Berends broer en zijn vrouw, inclusief kadootjes onder de kerstboom met de kinderen. Bij laatstgenoemden zijn we sowieso regelmatig langs geweest en Anne en ik vonden er twee bioscoopbonnen onder de dennentakken! Hoewel we onze eigen families extra gemist hebben en we allebei op Boxing Day (2e kerstdag) weer aan het werk moesten hebben we dus best een gezellige kerst gehad.

Toen na de kerst de website voor het hostel klaar was, diende het volgende baantje zich aan: “Building a marquee on Victoria Square”. Hoewel Sander niet precies wist wat een marquee was gaf hij zich meteen op, met Teake erbij. Nou, inmiddels weten we donders goed wat een marquee is. In dit geval een grote tent van 25 bij 90 meter met een houten vloer en dakbalken van 125 kilogram per stuk. Zie ook het album op Sanders Facebook. Het kost je met zes man en een kraan drie dagen om dat ding op te zetten, plus per persoon 6 dagen spierpijn en 2 blauwe grote teennagels, maar uiteindelijk krijg je wel wat vulling voor de portemonnee. Hierna heeft Sander zich nog vermaakt met programmeerwerk voor werkgevers uit Nederland. Ondertussen was Anne nog steeds boeken (5 dollar en soms 1 dollar per stuk) aan het rechtleggen en dozen boeken ( 50 dollar per doos) aan het afrekenen. Ondanks dat Anne ook op nieuwjaarsdag aan het werk moest hebben we nog wel een leuke oudejaarsavond gehad, met gratis optredens in het Elder Park en een enorme vuurwerkshow onder begeleiding van een dj. Het was alleen niet helemaal duidelijk wanneer het twaalf uur was, want er werd niet eens afgeteld! En na de vuurwerkshow waren de optredens direct afgelopen en vertrok iedereen weer naar huis. Wij belandden met een groep mensen in de kroeg, maar die was ook half leeg! Oud en nieuw betekent blijkbaar iets minder voor de Australiërs dan wat we als Nederlanders gewend zijn, al heeft ons dat niet van een feestje weerhouden.

Toen 2012 ongeveer een week oud was, kwam er een einde aan de boekenverkoop en kon alles weer opgeruimd worden. Hier heeft Sander ook nog twee dagen aan meegeholpen. Anne was al door Mark uitgenodigd om naar Melbourne te komen voor meer werk en na de opruimtest mocht Sander ook meekomen. Maar hoe moesten we dan in Melbourne komen? We waren al een tijdje naar een busje op zoek om die met de hulp van Berend en Luke om te bouwen als camper. Uiteindelijk is er een busje gevonden die, nadat Luke de koppakking vervangen had, rijklaar moest zijn. De banken (met opbergruimte eronder), tafel (die inklapbaar is om een bed te maken) en het keukentje waren er snel ingezet, waarna Luke nog heeft geholpen met het inbouwen van een tweede accu. Zodoende waren we een week later klaar om te vertrekken met de ‘Golfbal’.

De eerste nacht van onze trip naar Melbourne hebben we bij Rapid Bay gestaan op een camping aan de zee. Hier hebben we de voorlopig laatste hand aan de bus gelegd door de gordijntjes op te hangen en uiteraard foto’s te maken van het eindresultaat. We merken direct dat je er niet bij hoort als je geen vishengel hebt. Ze zitten met hele gezinnen te vissen aan het strand.
De volgende dag zijn we bij Victor Harbour over een pier naar Granite Island gelopen, maar het bleek dat de pinguïns die we hoopten te zien er alleen ’s avonds zitten. Toevallig hebben we wel dolfijnen gezien in de zee! Met de MP3-speler aan en de ramen een stukje open zijn we daarna weer verder getuft. Na twee dagen rijden en twee nachten wild kamperen bereiken we het begin van de Great Ocean Road. Hier is wild kamperen wat moeilijker want er zijn mooie attracties, dus veel toeristen en veel ‘No Camping’-bordjes bij de parkeerplaatsen.
Onze eerste koala hebben we gespot bij Tower Hill, in een boom waar ook direct de eerste emoe onderdoor liep. Hallo! Hoewel Anne moeilijk was weg te slepen bij het schattige buideldier, is ze uiteindelijk toch meegekomen in de auto voor de volgende stop bij het uitkijkpunt over de London Bridge. De twee pilaren die boven het water met elkaar verbonden zijn vormen één van de bekende rotsformaties aan de Great Ocean Road. Het had al een paar dagen vrij hard gewaaid, waardoor er aardige golven stonden die spectaculair op de rotsen beuken. De wind zorgde er wel voor dat het te koud was om te zwemmen en de golven zouden ons ervan weerhouden hebben om walvissen te spotten, maar daar was het toch niet het goeie seizoen voor.
De volgende dag hebben we de bekendste rotsen gezien, namelijk de Twelve Apostles. Dit zijn (gek genoeg) negen los in de zee staande stenen pilaren, waarvan er inmiddels een aantal ingestort zijn. Hoewel het gaaf was om op deze beroemde plek te zijn vonden we stiekem andere stukken van de rotsachtige kust mooier.
De koala van de dag ervoor waren we snel vergeten toen we op de weg naar Cape Otway Lighthouse (die véél te duur blijkt om te bezoeken) wel dertig koala’s in de bomen langs de weg zagen zitten. We zijn er op de heen- en terugweg gestopt en konden dan nog bijna geen genoeg krijgen van de slome ‘knuffelberen’ (die je overigens beter niet aan kunt raken want dan maak je kennis met hun gemene klauwen).
Iets verderop wordt het echt een geweldige-oceaan-weg als het asfalt zich vlak langs de zee en de stranden richting Melbourne slingert. De nacht voordat we ons weer overleverden aan de korte termijnplanning van Mark sliepen we op een gratis camping middenin een State Forest. Hier kwam ’s avonds en ook de volgende ochtend een kangoeroe naast de bus grazen, waardoor we voor het eerst de kans hadden zo’n springbeest rustig te bekijken. Dit was overigens ook de eerste dirt road die Sander na veel twijfelen durfde te nemen doordat twee Australiërs ons er heen geloodst hebben. De volgende dag hadden we er zoveel vertrouwen in en scheurden we zo hard dat we een afslag mistten…

De volgende dag moesten we om 12 uur in Geelong zijn, net onder Melbourne. Terwijl we dachten daar om half 12 aan te komen blijkt het ineens al 12 uur te zijn, want in de staat Victoria is het een half uur later dan in South Australia. We leefden dus al 3 dagen met de verkeerde tijd! Uiteindelijk was Mark ook weer eens te laat en stonden we pas rond 1 uur zijn boekenwinkel op te ruimen. Het gaat namelijk niet zo goed met de business, dus hij sluit een aantal winkels. De twee dagen daarop hebben we nog een andere winkel opgeruimd, waarna we naar Canberra zijn gereden (660 kilometer) om daar de Book Sale op te ruimen die bijna was afgelopen. Hier kampeerden we naast ons werk langs de drafbaan. Zodoende zaten we op een avond tijdens ons avondeten naar voorbij denderende paarden te kijken. Teruggekomen in Melbourne kregen we een winkel in de buurt van het centrum om te runnen, terwijl we er achter op de parkeerplaats kampeerden. We moesten dus zelf de winkel open en dicht doen en Anne rekende met klanten af terwijl we samen dagen bezig waren met opruimen om een grote lading nieuwe boeken in de winkel kwijt te kunnen. Ondertussen is Sander nog een aantal dagen vrachtwagenchauffeur geweest (in zo’n drietonner waar je nog net met je rijbewijs in mag) om een winkel in Albury leeg te halen en met een afgeladen vrachtauto weer 300 kilometer terug te rijden. Anne stond af en toe nog alleen in andere vestigingen de boel te runnen. Vooral met de opruimwerkzaamheden maakten we lange dagen en dus lekker veel uren. We stopten na ongeveer drie weken met werken voor Mark op 15 februari 2012, dus zover zijn jullie inmiddels weer bijgepraat!

We vertellen jullie in het volgende verhaal wie we op 16 februari hééél vroeg in de ochtend van het vliegveld hebben gehaald…

Liefs,
Anne en Sander

Foto’s bij dit verhaal:
Facebook Sander
Facebook Anne

Foeyonghaaaaaaaaaai!

Zo, dat is lang geleden! Hier zijn we weer; fris en fruitig (in tegenstelling tot de laatste blog)! En hopelijk is iedereen weer bij met het lezen van onze blog ;) Iedereen die weleens een blog heeft bijgehouden tijdens het reizen, heeft (denken wij) wel eens gedacht: ‘Pfff, geen zin om iets te typen’ of ‘Geen inspiratie’. Dat gevoel hadden wij een lange tijd, ondanks dat het krijgen van reacties op de blog altijd heel leuk is. Nu vonden we dat het toch wel weer tijd was om een update te geven, dus hier is die:

India hebben we lang geleden achter ons gelaten en daarvan zijn we inmiddels goed hersteld. De gedachten over India zijn weliswaar nog niet veranderd; terug hoeven we de komende vijf jaar nog niet. Maar toch denken we dat als je er voorbereid naar toe gaat, het een hele mooie ervaring kan zijn! Dan weet je namelijk dat New Delhi zo is zoals het is en weet je dat je je treintickets ver van tevoren moet boeken, omdat anders de treinen vol zitten. Hopelijk hebben wij de toekomstige India-gangers voldoende schrik aangejaagd om er niet onvoorbereid naar toe te gaan!

Indonesië hebben we ongeveer vier maanden geleden verlaten. Toch vinden we het nog wel leuk om jullie hier wat hoogtepunten van te vertellen. Op Facebook hebben we er een fotoalbum aan gewijd, dus met wat beeldmateriaal zal ons verhaal compleet zijn.

Om te beginnen was het een hele verademing om na India in zo’n vriendelijk land als Indonesië te komen. De taxichauffeur zette ons niet af (wat geld betreft) en wreef niet te lang over Anne’s hand tijdens het voorstellen. Heel fijn! Hoewel we nog steeds ziek en totaal uitgeput waren na een 50 uur durende reis van New Delhi naar Bali, hadden we toch op de één-of-andere rare manier een gevoel van energie en waren we nog in staat om ons na aankomst in Benoa direct op te frissen om vervolgens Joke en Sander te ontmoeten, de zus van Anne en haar vriend. We zijn heerlijk uit eten geweest en ondanks de jaloezie die we toch een beetje voelden toen we de saté van Joke en Sander zagen, hebben we genoten van ons bord sla. Correctie: ons gedeelde bord sla; meer konden we nog niet verdragen… Wat was dat leuk om hen weer te zien!
De twee weken dat zij op Bali waren, hebben wij deels een beetje met hun meegereisd. We zijn bijna elke avond heerlijk uit eten geweest en hebben heel wat dagen, op de dagen dat zij uitstapjes hadden gepland na, samen doorgebracht met zee, zon, strand en relaxen. Zo hebben we één dag met z’n vieren rondgetoerd met chauffeur en gids. De gids sprak Nederlands en dat was erg handig (en raar)! Tijdens die dag hebben we onder andere een tempel, een gore groene hotspring die bubbelde als een heksenketel (en dat wordt gezond genoemd) en een waterval bezocht. Bij de meeste tempels in Indonesië moet je een sarong om, zo ook bij de Batukaru tempel. Sander en Joke hadden er inmiddels twee aangeschaft wegens hun uitstapjes, de gids had er natuurlijk de hele dag één om en wij hadden ons strandlaken meegenomen. Daar hadden we er helaas maar één van, dus ’s ochtends hadden we het bedlaken ook maar meegenomen. We blijven tenslotte backpackers! Een ander hoogtepunt van die dag was Jatiluwih, de rijstvelden! Heel groen, groot en mooi. De laatste week zaten we in Seminyak en daar draaide het uitgaansleven voor een groot deel om homo’s en travestieten. Daarom hadden wij maar een andere optie verzonnen om toch nog gezellig met z’n allen een biertje te kunnen drinken: de plastic stoelen en tafels voor een supermarktje! Sander en Sander zijn nog een dag wezen wildwaterraften. De uitleg bij het raften was wat summier, maar als iemand ‘Boem-Boem’ riep dan moest je je vasthouden, want dan ging je botsen! Uiteindelijk zijn ze er levend vanaf gekomen en hebben ze vol trots het diploma in ontvangst genomen :). Het afscheid was natuurlijk weer minder leuk, maar we vonden het superleuk dat we ze weer gezien hebben!
Daarna gingen we door naar twee kennissen van Sander: Willem (uit Leens) en Ella in Sanur. Zij overwinteren elk jaar op Bali en zo konden wij dus mooi een kijkje nemen of dat later ook iets voor ons is; wie weet! De hele middag gekletst en later nog uit eten geweest, erg gezellig.
Daarna waren we dan toch weer helemaal met z’n tweetjes en zijn we naar het midden van Bali (Ubud) gereisd om daar te gaan wandelen. Dat wandelen begon direct (en onverwachts) bij aankomst. De taxi’s waren daar heel duur, dus Anne vond het niet nodig om er één te nemen… Gevolg: anderhalf uur, berg op – berg af, 15 kilo op je rug, graatmager van India en pokkeheet. Maar we zijn er gekomen! De volgende ochtend om zes uur ons bed uit om de geplande wandeling te maken. En ja hoor, te optimistisch zo snel na India. Na een half uur klimmen richting heuvelrug werd het Anne te veel. Toch kreeg een man die de hond uitliet ons zo ver om nog een stuk verder te lopen naar een klein cafeetje in the middle of the ricepaddies! Nou, dat was het gelukkig waard. Op de terugweg begon het keihard te plensen. Anne vond dat wel leuk, Sander iets minder. Hij probeerde zich nog te beschermen met een paraplu, maar dit was tevergeefs! Drijf- en drijfnat!
Na dit natte spektakel besluiten we naar het oosten van Bali te verhuizen; Padangbai. Hier hebben we genoten van het mooie weer, het snorkelen, het aardige personeel van ons hostel en het duiken. Dat laatste was wederom prachtig. Sander maakte voor het eerst een wrakduik (Liberty wreck bij Tulamben) en keek zijn ogen uit, Anne trouwens ook! Zoveel vissen, dat hadden we nog nooit gezien! De vissen dachten nog dat Sander lekkere oren had, dus daar knabbelden ze even aan; hap! Hier zagen we ook onze eerste pijlstaartrog. En een eel garden (zie plaatje bij deze blog, niet zelf genomen overigens maar wel bij onze duikplek).

Nadat we besloten hadden dat de Gili-Islands toch te duur voor ons waren, vervoerden we ons per veerboot naar Lombok. Dit ligt ten oosten van Bali. Aangekomen in Senggigi bleek het een Islamitische feestdag te zijn en alle koks met hun gezinnen zaten in de moskee. Nadat we nog ergens iets te eten hadden gevonden gingen we naar het strand. Daar werd duidelijk dat de dienst in de moskee voorbij was; zo veel mensen op een strand hadden we nog nooit gezien. Eén voordeel van lang zijn is dan toch dat je overal mooi overheen kunt kijken! Zwemmen in je bikini wordt wel wat ongemakkelijk, gezien alle Lombokse vrouwen met kleren en al het water in gaan.
Op Lombok werd het ook alweer tijd om ons visum te verlengen, dus dat deden we in Mataram. De vrouw achter de balie probeerde ons nog over te halen voor de spoedprocedure van een paar uur (dan verdienen ze meer geld), maar wij kozen toch voor de ‘normale’ procedure. Nou ja, normaal?! Eerst breng je je paspoort naar de ambassade (en vul je duizend-en-één-formulieren in), de volgende dag betaal je en de derde dag haal je je papieren weer op! Dat het betalen niet op één van de andere twee dagen kan, blijft een vraag voor iedereen!
De driedaagse scooter-rij-tour die we later naar de watervallen in het noorden van het eiland hebben ondernomen, werd al snel afgebroken wegens snel uitbreidende rode, gele, witte uitslag op Sanders voorhoofd. Geen watervallen, maar wel een dokter met een serieus ernstig gezicht en de volgende conclusie: ‘Er heeft een kakkerlak op je hoofd gepoept.’ Hahahaha! Inmiddels is dat nu wel genezen.
In Kuta (Lombok) hebben we nog een surfles gehad. Sander was dit al enige tijd van plan en Anne stemde spontaan in om mee te gaan. Bij twee popie-jopie-jeugdige types (“Blackberrie” en “Kaboompats” (deze laatste mistte een teen en heette daarom zo…)) achter op de brommer op weg naar Gerupuk (Kroepoek). Daar in een bootje, nadat we even hadden geoefend op het strand met het opstaan, op weg naar de baai. Hier waren de golven niet mis: zo’n 2 meter! Dat peddelen is niet normaal vermoeiend en we vonden het dan ook niet echt grappig dat ze ons waren vergeten te vertellen dat we eerst naar links moesten en dan terug moesten peddelen in plaats van door het midden. Links waren namelijk minder hoge golven. Maar goed, we hebben beiden één keer op ons board gestaan! Maar dat peddelen, dat moet je toch echt niet onderschatten. Nu waren we natuurlijk ook nog niet helemaal fit van India, maar hallo! Anne had het na dit avontuur wel gezien, Sander zette door en ging de volgende dag mee met Boas, Lisa en Jeroen (drie fanatieke Nederlandse surfers). Helaas geen enkele keer op z’n plank gestaan, dus daarna niet meer gesurft van de spierpijn. Surffilms kijken tijdens het avondeten vonden we dan ook een betere optie en daar kregen we ook nog eens een goed gevoel van ook! Tussen alle activiteiten door lagen we heerlijk op allerlei witte stranden, met blauwe zee en groene palmbomen! Indonesië was echt geen straf!

Na Lombok gingen we nog verder naar het oosten: Sumbawa. Daar hebben we achteraf niet zo heel veel uitgevoerd buiten het reizen om. Nadat we weer helder werden herinnerd aan India op weg naar Maluk (mensen die je bijna achter op hun brommer trekken, veel te veel geld eisen en dat je vervolgens vreest voor je leven achter op zo’n brommer met je backpack van 15 kilo op je rug bungelend boven de slingerende, heuvelachtige weg), hebben we daar gekeken bij Jojo. Dit is een beroemde surfersgolf van Indonesië. Echt gaaf om te zien hoe ze dat doen! Het begon toch weer te kriebelen. Deze golven waren echter veel te hoog gegrepen voor ons, maar ach… dromen is ook leuk!
Verder was er op Sumbawa niet echt iets te doen voor ons, dus besloten we naar Flores te gaan. Dit besluit was sneller gemaakt dan de reis… Het eerste traject was Maluk – Rantung – Taliwang – Sumbawa Besa – Bima. Ongeveer het hele eiland over van west naar oost met vijf lokale afgeragde bussen waarbij de tassen op het dak werden gegooid zonder extra zeil tegen de regen en de bus propvol zat met mensen, kippen, groenten en geiten. Een heerlijke ervaring! Het Indonesisch werd weer bijgespijkerd en één van de trajecten mochten we voorin zitten. Wat verliep het allemaal vlotjes en vredig… Totdat de laatste chauffeur zei: ‘Finish!’ en daarbij glimlachte… ‘Euh…finish?’ We stonden toen in Dompu en dat is geen Bima! Er werd wat geld in onze handen gedrukt om die kosten te compenseren, wat ons zeer verbaasde en we werden overgelaten aan de meest irritante vrouw van Indonesië en haar ietwat rustiger man. Wederom: te veel geld voor een brommerritje betaald, maar wat wil je dan om tien uur ’s avonds in één of ander dorp? Het hotel zat vol!? O-oh… Gelukkig was er een alternatief: een vieze, stinkende kamer inclusief gebruikte lakens en een kakkerlak. Elf uur ’s avonds… wat moet je dan?!De man van het hotel was nog wel zo vriendelijk om met zijn blote voet de kakkerlak dood te trappen op Anne’s verzoek. De volgende dag gingen we om zes uur ‘s ochtends naar het station en om zeven uur vertrok de bus naar Bima. Daarna van Bima naar Sape en die route was erg mooi door de bergen met mooie uitzichten! De buschauffeur vroeg zelfs waar we naartoe wilden en zette ons voor de deur af! Haha, mooi. Dezelfde dag informeren we in de haven nog naar kaartjes voor naar Flores en komen aan de praat met een Indonesische man. Hele verhalen en een tijd staan praten. Dat is ook één van de leuke dingen aan Indonesië, je hebt snel een gesprek met de mensen die hier wonen zonder enige bijbedoelingen! We hebben ook veel gebruik gemaakt van de bemo tijdens het reizen, dit zijn kleine karretjes die een beetje te vergelijken zijn qua doel met de bus in Nederland: het vervoert mensen volgens een vaste route (geen vaste tijdens, maar dat laat in Nederland ook weleens te wensen over als we de nieuwsberichten over de NS mogen geloven).

Op Flores zijn we niet verder geweest dan Labuan Bajo, de plaats waar we na acht uur veerboot aanmeerden. In het plaatsje zijn: restaurantjes, duikshops, winkeltjes en tourbureaus, maar dan houdt het wel op. We besluiten direct de dag na aankomst door te gaan naar Seraya Island. Na een uurtje varen in een smalle langwerpige boot komen we aan bij het ‘onbewoonde’ eiland! Wat een pracht en praal: wit zand, helderblauwe zee en een overkill aan palmbomen. Er staan zo’n tien hutjes op het strand en één daarvan is van ons! De wc moet je spoelen met zeewater, elektriciteit is er alleen tussen zes en tien uur ’s avonds, net als vers water om je emmer mee te vullen zodat je jezelf af kunt spoelen. De dagen vullen we in met kaarten, boekje lezen en snorkelen. Dat laatste doen we zo’n zes uur per dag; wat een onderwaterwereld! Zoiets hadden we nog nooit gezien. We zien meerdere zeeslangen, schildpadden, lionfish, duizenden andere vissen, heel veel nemo’s, een kreeft, cuddlefish-vissen en dan het koraal! Dat is bijna onaangetast, waardoor het in grote hoeveelheden aanwezig is en in vele vormen en kleuren! Na drie dagen verlaten we dit paradijs en gaan terug naar Labuan Bajo.
Daar lopen we tegen een dilemma aan: duiken of Komodo-Island? Wat een luxe! We besluiten een 2-daagse boottrip te doen naar Rinca en Komodo. Er staan sterke stromingen rondom de duikplekken en je moet een ervaren duiker zijn, dat durven we dus nog niet aan! Maar met Peer, Marinus en Hessel (drie Nederlandse homo’s van in de vijftig) stappen we aan boord voor de trip en daar ligt Erica (een Amerikaanse) al op het dek te wachten. Samen met de kapitein en twee matrozen gaan we eropuit. We varen al snel tussen de prachtige groene, glooiende eilanden door en genieten volop van de boottocht. De eerste stop is Rinca en dan zien we ze opeens liggen! De komodovaranen! Wat een beesten; groot, groen, lui en kwijlerig. Na een wandeltocht op het eiland gaan we weer aan boord en stoppen op weg naar de ankerplek nog bij Red Beach om te snorkelen. Marinus vindt het maar eng en gilt als een meisje. Heerlijk gezelschap is het trouwens! Op de ankerplek zien we flying foxes (hele grote bruine vleermuizen die heen en weer vliegen van het vasteland naar de mangrove) en schijnbaar ‘lekkere jongens’ op de boot naast ons. We rollen onze matrasjes uit en slapen heerlijk onder de sterrenhemel op het dek. Geen betere manier om wakker te worden op je verjaardag dan met de bilspleet van Marinus naar je toe gedraaid, toch Sander? (Ja, zo lang geleden speelt dit zich allemaal af…). Op Komodo zien we nog grotere varanen. Ook lopen er twee onwetende jonge hertjes op zo’n 3 meter bij een varaan langs, de varaan beweegt langzaam hun kant op… Terwijl wij gespannen staan te wachten op het moment van de aanval, komt een andere toeristengroep luidruchtig aanstampen… weg aanval! De dieren blijven indrukwekkend en we zien er veel. Na het bezoek aan de varanen varen we naar manta-point. Anne had geen idee wat voor een dieren dat waren en er werd uitgelegd dat ze groot en zwart waren. Zodra zij het water in sprong schrok ze zich rot! Die beesten daar hadden een spanwijdte van 3 meter en waren met veel! Op een gegeven moment had ze er acht om haar heen in een soort rondje. De matroos die bij haar in de buurt was, geen Engels kon en half spartelend “zwom” begon op dat moment naar de boot te schreeuwen. Dus Anne dacht: ‘Oh-o, dit is niet goed!’. Later hoorde ze dat die beesten alleen plankton eten… Terug in Labuan Bajo krijgt Sander een verrassingsfeestje met cadeautjes uit Nederland, cadeautjes van Anne, slingers, ballonnen, bier en gebak. En ’s avonds zijn we nog lekker uit eten geweest!
De volgende dag besluiten we niet naar de vulkaan te gaan, want het is nogal prijzig. Wat dan? Seraya Island! Haha. Hier zit wel een einddatum aan, want we hebben ook vliegtickets geregeld van Labuan Bajo (Flores) naar Denpasar (Bali) op 1 december. Op Seraya Island doen we weer bijna niks anders dan snorkelen. Heel gaaf weer en ook een schildpad die heel dichtbij kwam en rustig ging eten van het koraal, gave beesten! Na drie dagen is het weer tijd om terug te gaan en dezelfde dag vliegen we nog naar Bali. De vlucht is erg mooi, aangezien we over alle eilanden komen waarover we per openbaar vervoer gereisd hebben. We zien als het ware een plattegrond van onze afgelopen anderhalve maand!

Op Bali hebben we nog één week en we besluiten die te spenderen in Kuta. Daar hebben we een relaxed huisje met relaxed personeel. We lopen elke dag wat rond en bereiden ons voor op Australië door spullen in te slaan. Ook liggen we veel op het strand en kijken we naar surfende mensen. Bij Sander kriebelt het echter weer zo hard dat hij een plank huurt en het weer gaat proberen. Dit gaat redelijk goed! Anne doet ook nog een paar pogingen, maar bezeert zich direct, dus die houdt het voor gezien. Deze laatste week in Azië voelde echt aan als een vakantie inclusief lekker, goedkoop eten en biertjes drinken. Het eten in Indonesië vinden we trouwens helemaal geweldig! We komen hier allemaal gerechten tegen die je bij de Chinees in Nederland kunt halen, onder andere hele lekker foeyonghai gegeten en ook babi kecap is een favoriet. De arak (Indonesische lokale drank) is niet te drinken, wat een bocht! Brrr… we krijgen er nu nog kippenvel van! Maar de frikandel speciaal en de kroketten waar we ons na negen maanden reizen op trakteerden waren heerlijk! Het water loopt ons zo de mond weer in! De laatste volle dag in Indonesië hadden we dan ook besloten om alles te eten wat we lekker vinden, omdat het hier nog zo goedkoop is en we in Australië weer zelf moeten koken. Nou, dat hebben we geweten! De hele dag hebben we propvol gezeten!

Negen december zijn we naar Australië gevlogen; Adelaide om precies te zijn. Hier haalde niemand anders dan Teake Damstra ons op van het vliegveld! Jaja, dit verhaal zit vol met bekenden! En het is nog niet klaar, want bij wie logeren we met zijn allen? Berend Versteeg! Maar nu wordt het verhaal nog langer, dus we vertellen de volgende keer over onze avonturen met dit heerschap. En over wat er daarna allemaal gebeurde.

We beloven dat de volgende update niet weer zo lang op zich zal laten wachten!

Foto’s Sander
Foto’s Anne

Cheers,
Sander en Anne

“Sir-sir-sir! Yes you want a guide! Yes you need to look in my shop! Yes-yes-yes! No? Very cheap!”

Pas op! Dit verhaal heeft 4060 woorden.

Eerste indrukken zijn belangrijk. Maar verwachtingen spelen natuurlijk ook een rol. In India verwachtten wij vieze hotels, lekker eten, aardige maar glurende mensen en dikke drukte. Verder zouden we het wel zien. En dat deden we!
Rond 23.00 komen we aan op het vliegveld van een donker New Delhi. Er worden twee dingen aangeraden als je naar India gaat: 1. zorg dat je een transfer van het vliegveld naar het hotel hebt (check) en 2. boek niet het goedkoopste hotel (uh…). Uiteraard loopt onze transfer-chauffeur naar het grootste wrak van de parkeergarage… Daar staan twee mannen van wie één Sanders backpack even aanraakt en daarna het geldgebaar met zijn vingers maakt. Welkom in India. Dus zo werkt dat hier. Maar ook zo: het wrak moet gestart worden door twee draadjes onder het stuur tegen elkaar aan te houden. Dit lukt niet dus duwt de chauffeur de auto door de garage, betaalt het parkeergeld, duwt ons verder naar een helling, springt in de auto en start de auto terwijl we naar beneden rollen.
Zo auto, zo hotel. Gelegen in een smerig pissteegje aan een straat met bulten vuilnis en mest maakt het onze ergste dromen waar. ­­­­De man achter de balie is relaxed, maar maakt ons wel duidelijk dat we: 1. maar een maand in India blijven; dat is als een kop thee drinken, 2. zo snel mogelijk onze trein moeten boeken, 3. morgen met zijn chauffeur naar het reisbureau moeten gaan en 4. toch niet langer dan één nacht in zijn hotel willen blijven? Nogmaals: Welkom in India! Punt drie slaan we direct af, want daar verdient het hotel alleen maar geld aan en wat betreft punt één: we weten nu al dat een maand India meer dan genoeg is voor ons. Toch heeft zijn praatje druk op de ketel gezet. De vieze kamer en buurt helpen ook niet mee…

De volgende ochtend gaan we direct de vieze gore straat op, op zoek naar het toeristenbureau van de regering op Janpath 88. Het is warm en mensen kijken ons aan, waarschijnlijk omdat we blank, blond en lang zijn. Ze bemoeien zich ongevraagd met ons als we op zoek zijn naar het metrostation en liegen erop los! Teruggaan naar het hotel is geen optie; daar is het zó vies. Bemoeial 1 stuurt ons linksaf, maar als Anne zegt: “So left here?” lacht hij hard en zegt hij dat het rechtdoor is en dan rechts. Oké… Bemoeial 2 stuurt ons rechtdoor. Misschien kunnen we Oom Agent vertrouwen? “Rechtsaf!” En warempel, we kunnen het station al zien! Onderweg wil iemand ons zijn interieurwinkel in slepen. Wij denken: ‘Welk interieur? We hebben niet eens een huis!’.
Op het station staat een man met geweer achter een stapel zandzakken en nadat wij zijn gefouilleerd kunnen we ons in de overvolle metro proppen. Dingen in India zijn niet gewoon vol; ze zijn vól. India-vól. Gelukkig is er een Women Only Zone zodat Anne alleen maar wordt aangestaard en niet wordt betast.
Aangekomen bij onze halte is het één grote chaos en het blijkt dan ook een crime om het toeristenbureau te vinden. Er loopt een heel leger van Indianen (die allemaal een man/vrouw/vriend(in)/oom/tante/hond/kat ergens in Europa hebben) wiens enige taak het is om onschuldige toeristen naar één van de vele neptoeristenbureaus te lokken om je een veel te dure tour te verkopen. Sander zegt nog: “We moeten NIEMAND geloven en zelf de goede straat vinden.” De Indianen ruiken je onzekerheid, dus binnen twee tellen staat er een ‘Nepalees’ (met een ‘Duitse vrouw’) voor ons die als ‘engineer’ werkt voor een ‘zonne-energie-bedrijf’ en een ‘meeting’ heeft in de buurt van Janpath 88. Hij wil ons de weg wel wijzen, want dat is goed voor zijn karma. Hij zegt steeds “Ik moet zo die kant op”, maar blijft meelopen tot zelfs IN het bureau (zodat hij zijn geld kan krijgen). Ondanks de vervalste foldertjes laten we ons niet tuk nemen en maken we gebruik van de situatie om informatie te krijgen over Rajasthan, het gebied waar we willen rondtrekken. Als we weggaan loopt er iemand van het bureau achter ons aan. De achtervolger biedt de tour aan voor de helft van de prijs en wil met ons lunchen. We willen er niks mee te maken hebben, maar raken hem pas kwijt nadat we ons verstopt hebben.
Na een broodje en een peptalk in de Subway vraagt Sander twee mensen om de weg. Je raadt het al: ook zij wijzen de verkeerde kant op. Zodoende lopen we weer te zoeken en bemoeien zich er weer mensen mee. De ene oplichter nog vasthoudender dan de andere gehaaide leugenaar. “This way!” “Sir, this is F-block, you see? Go there to the right” “Here it is” “This is the real one” “Where you from?” “Heel mooi”.
Grumbel! We zijn inmiddels zo zat van het feit dat je NIEMAND kunt vertrouwen en dat IEDEREEN tegen je liegt, dat we in staat zijn om naar het vliegveld te gaan en het eerstvolgende vliegtuig naar Nederland te pakken. Op dat moment zien we een Sloveens stel lopen, waar we achteraan rennen en ons aan vastklampen. Zij zijn net met chauffeur door Rajasthan gereisd en kunnen mooi wat (betrouwbare) ervaringen met ons delen. Zodoende vinden we met nieuwe moed uiteindelijk het overheidskantoor. Daar zit een vriendelijke man die vertelt dat de makkelijkste en goedkoopste manier om door Rajasthan te reizen met auto en chauffeur is. Goedkoper dan met de trein, zo rekent hij ons voor. Rekenen kan hij niet, want later komen we achter de echte prijs van treinkaartjes. Ambtenaren liegen dus ook. Het liegbeest verwijst ons naar een betrouwbaar (?) reisbureau in de buurt. Hier boeken we een (voor ons nog vrij dure) 14-daagse tour en maken kennis met onze chauffeur: Harish. De man van het reisbureau zegt direct dat we Harish na afloop een goede fooi moeten geven, want hij krijgt niet zoveel betaald. Wat?!
Harish neemt ons mee in zijn Ambassador voor drie uur sightseeing door de stad. Dit werd niet aan ons gevraagd; het was meer een bevel. Zodoende zien we de parlementsgebouwen, de Sikh-tempel en de Hindoe tempel voor de geldgod. Als we met hem bespreken wat wij van hem verwachten en vice versa jaagt hij ons weer op de kast door nog eens te benadrukken dat we hem een goede fooi moeten geven. ‘Man, we zijn je helemaal niks verplicht; hou toch eens op over dat geld!’ En we vergeten te zeggen dat we houden van rustig aan doen…

Maar goed! Er is geboekt dus we besluiten ervan te gaan genieten! Daarom:

Welkom bij de 14-daagse tour door Rajasthan en Agra met uw reisleiders: Sander Boonstra en Anne ter Haar!

U begint met een hobbelige autorit van Delhi naar Mandawa, die in plaats van zes uur acht uur duurt, omdat uw chauffeur verdwaalt. Dit gebeurt op het moment dat uw reisleidster over de chauffeur zegt: “Hij weet overal de weg!”. U hoopt dat dit niet iedere dag zal gebeuren. Uiteindelijk komt u aan in een prachtig historisch Heritage hotel. Mandawa staat bekend om de huizen met muurschilderingen en uw hotel is zo’n haveli. Als u, als onervaren India-toerist en zonder het betrekkelijk veilige omhulsel van uw auto, de straat op gaat om deze bijzonder mooie gebouwen een nadere blik te gunnen, poppen er duizenden ‘gidsen’ op. U bent gesteld op uw vrijheid en kijkt het liefst zelf rustig rond. Enkele ‘gidsen’ volgen u toch en vertellen u dingen zonder dat u hierom vraagt. Ze gaan hiermee door terwijl u meerdere malen beleefd “No, thank you” zegt. Ondertussen voelt u zich ongemakkelijk en opgejaagd omdat niemand u met rust laat. Dit alles kost veel energie en het huilen staat u, niet voor de eerste keer in India, nader dan het lachen. Gelukkig komt u bij een lekker Indiaas diner een Frans stel tegen mét India-ervaring en krijgt u de gouden tip: Negeren, negeren, negeren… U wilt wel graag netjes blijven, dus u zult altijd één keer “No, thank you” zeggen voordat u begint te negeren. Als u terugkomt in uw hotel zit er een poppenspeler voor uw deur die graag nog een deel van uw tijd (en geld) opeist. Gelukkig kunnen de deur en de luiken van uw kamer dicht en krijgt u eindelijk een beetje rust.

De volgende dag loopt u met uw tas op de rug de kamer uit zodat de op de loer liggende tassendrager uw tas en dus uw kleingeld niet te pakken krijgt. Misschien een beetje kinderachtig, maar u reist nog steeds op budget en hebt hiervoor ook altijd uw eigen tas gedragen. Onderweg naar Bikaner ziet u typisch Indiase taferelen: haveli’s, koeien op straat, kamelen met en zonder kar en bedelende kinderen bij uw autoraam. Daarbij heeft een prima verzorgd uitziende man het lef om als u voorbijrijdt een geldgebaar met zijn hand te maken. Maar waarom zou u wel ooit geld geven aan deze willekeurige Indiaan op straat?
Aangekomen in Bikaner beseft u dat u drukke dagen tegemoet gaat en dat het programma van uw chauffeur duizend keer voller is dan het programma dat u zelf samengesteld zou hebben. Als u zich daarop ingesteld heeft gaat u het eerste fort van de tour bekijken. Het fort van Bikaner is als enige in de provincie niet op een heuvel gebouwd maar is nog steeds imposant.
Een klein stukje geschiedenis: Eerder was Rajasthan opgedeeld in kleine koninkrijken met elk hun eigen koning (Maharadja), koningin (Maharani), hoofdstad en fort. Twee jaar na de onafhankelijkheid van India in 1947 is ook Rajasthan samengevoegd en bij India gaan horen.
U geniet van een interessante tour door het fort, samen met een groep Indianen. Laatstgenoemden zijn na 15 minuten aan u gewend en staren u vanaf dan niet meer met open mond aan. U zult zien dat er ook Delfts Blauw in het fort is verwerkt. Aan het eind geeft u de gids als enige een fooi, hij heeft tenslotte alles voor u in het Engels verteld. Hierna bezoekt u het paleis. Dit paleis is omgebouwd tot een superduur hotel, dus u kunt alleen het museum in om een idee te krijgen van de schokkende hoeveelheid tijgers, neushoorns en kleiduiven die door de Maharadja’s en Maharani’s om het leven zijn geholpen.
Bij het diner met uw chauffeur wordt uw rust ruw verstoord door een ongevraagd bandje dat ontevreden is met uw fooi. Voor wat hoort wat: u bent ook ontevreden over de muziek.

Vandaag bereikt u de woestijn op weg naar Jaisalmer, de ‘gouden stad’. Helaas is de monsoon net afgelopen en is de woestijn dus zo groen als gras; een lichte teleurstelling. Nadat u genoten hebt van de zonsondergang met uitzicht op de stad en het indrukwekkende zandstenen fort, dineert u op de muur van dit fort. Op de terugweg rijdt een man speciaal met zijn motor achter u aan om u te waarschuwen voor de bhang (soort marihuana); daarmee hebben in de afgelopen maand al zestig toeristen het ziekenhuis bereikt.

Als vrouw zijnde wordt u in India genegeerd. Denk niet dat dit aan u ligt; dit ligt aan de cultuur. Stel dat u een vraag stelt aan uw chauffeur (open of gesloten), verwacht dan enkel “ja” of “nee” als antwoord. Wanneer u een bestelling doet in een restaurant kunt u verwachten dat dit geverifieerd wordt bij uw mannelijke reispartner. Mocht een man iets over u willen weten, dan zullen ze aan uw partner vragen: “What’s her name?”. U zult dit moeten accepteren, al kost ook dit energie.

Op dag 4 bezoekt u het fort van Jaisalmer van binnen. Dit is uw favoriete fort vanwege kleur en grootte. Het fort is ook nog eens vet mooi, indrukwekkend en nooit overwonnen! Er zijn weinig toeristen en doordat u kiest voor een audioguide kunt u in alle rust rondwandelen en via uw koptelefoon geïnformeerd worden over wat u ziet. Hierna rijdt u de woestijn in naar Khuri, waar twee kamelen op u liggen te wachten om u naar de zandduinen te brengen. Bovenop de duinen geniet u van een prachtig uitzicht met zonsondergang en deelt u uw eerste biertje in India. Er komt ongevraagd een jongen voor u zingen maar verder wordt u met rust gelaten. Als u terug in Khuri van een buikdanseres en diner hebt genoten hijst u uzelf samen met een klein gezelschap en een stapel bedden achterop een kamelenkar voor een overnachting onder de blote woestijnhemel. Zo kunt u de zon ook weer op zien komen. Pas ’s ochtends op met het beklimmen van de kamelenkar; uw reisleidster wil daarbij nog weleens uit haar broek scheuren.

De reis naar Jodhpur, de ‘blauwe stad’, duurt anderhalf uur langer dan verwacht dus u heeft niet zoveel tijd om u door de audioguide van het Mehranghar Fort heen te worstelen. Dit wordt nog bemoeilijkt door schreeuwende toeristen uit India die nog nooit een blanke hebben gezien en u constant aanraken. Het uitzicht vanaf het dak van het fort op de traditioneel blauw geverfde huisjes maakt dit weer een beetje goed. In een rustig hotel komt u hierna weer tot uzelf of kijkt u even bij de sportvelden naast het hotel om een trainend cricketteam uit het veld te slaan met uw verschijning.

Op weg naar Ranakpur kunt u kennismaken met de Bishnoi, een sekte die volgens 29 principes leeft waarin een groot respect voor het dierenleven en de natuur centraal staat. Deze mensen doen écht geen vlieg kwaad dus. Vooral de bedreigde black buck wordt beschermd en deze antilopen met lange rechte spiraalhoorns spot/vindt u moeiteloos! Hierna kunt u bidden voor een goede reis bij de dagelijks goed bezochte motorbike tempel, die gebouwd is op de plek waar in 1980 iemand met een motor tegen een boom is gereden. De motorbike is daarna op mysterieuze wijze tweemaal vermist op het politiebureau en op de plaats van het ongeluk teruggevonden. Reden genoeg voor een tempel dus. U kunt ook wel wat bescherming van boven gebruiken, want hierna rijdt u een meer heuvel- en jungleachtig gebied binnen waar luipaarden voorkomen. Als u hebt ingecheckt in uw hotel in de rimboe geniet u van de mooie witte pilaren van de grootste Jain tempel van India, maar stiekem vindt u de apen interessanter. Voor de volgende zonsondergang wordt u door een lokale jongen door een bergstroompje geleid op weg naar een bergmeer. Hier springen jongens vanaf de dam in het meer waarin schijnbaar wel een aantal krokodillen zwemmen. Ze hebben desondanks genoeg lol in hun nakie. Bij terugkomst nodigt de lokale jongen u bij zijn ‘huis’ uit. Dit blijkt een slordige omheining van takken te zijn met een paar takken en bladeren erop als dak. Hij laat u zijn schooltas zien en wordt van ongevraagde gids ineens een schattig jongetje.

Tussen alle activiteiten door wordt er natuurlijk (vooral) Indiaas gegeten. Een echt Indiaas ontbijt bestaat uit gevulde paratha (platte, ronde pannenkoek van meergranenbrood met aardappel, ui, bloemkool o.i.d. ertussen) met een bakje yoghurt. Verder eet u rijst, naan of chapati (ook een soort broodpannenkoeken) en heerlijke sauzen zoals shahi paneer (cottage cheese in kruidige dikke jus) of palak aloo (aardappel in spinazie jus). Alles is wel met veel olie klaargemaakt. Wanneer u een thali besteld krijgt u een dienblad met van alle maaltijdonderdelen iets en één thali kunt u gemakkelijk en voordelig delen met uw reisgenoot. Vanwege de religies in het land wordt er geen rund- (Hindoes) en varkensvlees (Moslims) gegeten. Hoewel er wel kip verkrijgbaar is eet u, als budgetreiziger, vooral vegetarisch.

Uw volgende bestemming is Udaipur, een koele stad aan een bergmeer. Hier bezoekt u op de eerste dag een verzameling rariteiten dat als wetenschapsmuseum moet doorgaan. De eigenaar is erg trots op zijn domein en waardeert het als u foto’s maakt en die later naar hem opstuurt. Voor u is het vooral interessant hoe gebiologeerd de Indiase bezoekers de voor uw ogen ouderwetse en achterhaalde tentoonstellingen bekijken. Het poppentheater in het volksmuseum zorgt voor wat meer opwinding bij u. Als u hierna nog door een uitgestorven toeristendorp met traditionele dans- en muziekvoorstellingen bent gelopen en één voorstelling hebt bekeken (want er moet overal ook traditioneel voor betaald worden) dan bent u wel toe aan een glaasje whisky (aangelengd met water) met uw chauffeur op het dakterras van het hotel.

De volgende dag gaat u te voet Udaipur verkennen. Mocht u ’s ochtends uw kleren nog met de hand gewassen hebben dan mag u hopen dat ze morgen voor vertrek droog zijn, want hier in de bergen is het klimaat duidelijk anders dan in de woestijn. Aangekomen bij de tempel laat u uw schoeisel in het rekje achter en de man die hier met zijn stok de ‘sokken-stelende-eekhoorn’ wegjaagt hoeft u echt niet te betalen. Helemaal niet als u slippers draagt. Het paleis even verderop zal u versteld doen staan wat betreft de vormgeving en kleur. Ook hier vindt u weer Delfts Blauw. Om geld te besparen neemt u uw eigen hoofdtelefoon en verdeelstukje mee, zodat u samen met uw reisgenoot gezellig één audioguide kunt delen. U blijft natuurlijk een Nederlander. Op de terugweg schuilt u tijdens de hevige stortbui in het winkeltje van een schattig echtpaar; ook als het drie kwartier duurt.

Met de natte restanten van de was op de hoedenplank rijdt u de bergen uit naar Pushkar; een stadje gebouwd om een heilig meer. Wanneer u hier de straat op gaat moet u vooral geen bloemen aannemen, want voor u het weet zit u midden in een heilig ritueel en betaalt u honderden dollars voor ‘het geluk van uw familieleden’. Het stadje heeft, behalve het meer en een superheilige maar oerlelijke Brahma tempel weinig te bieden. Nu op naar de hoofdstad van de provincie: Jaipur!

Inmiddels bent u er misschien achter gekomen dat India een mooi land is met prachtige bezienswaardigheden en heerlijk eten. Het is alleen jammer om te merken dat het reizen verpest wordt door de opdringerigheid van de op het toeristengeld beluste mensen. Het is erg moeilijk om iets te zien van de échte Indiase cultuur, omdat u als toerist een speciale toeristen-cultuur voorgeschoteld krijgt. Het ironische is dat dit waarschijnlijk door de vrijgevigheid van de u voorgegane toeristen is ontstaan. De westerse gewoonte om vrijwillig een fooi te geven wordt nu in India misbruikt door ongevraagd diensten te verlenen en hier een fooi voor te eisen. Het is een natuurlijke reactie om de arme mensen die u tegenkomt in India wat extra’s te willen toestoppen, maar hierdoor wordt het bedelen aangemoedigd, gaan kinderen niet meer naar de gratis school en komt er geen oplossing op de lange termijn. Een oplossing tegen de armoede zou van de Indiase regering moeten komen, maar die heeft het te druk met corrupt zijn en vriendjespolitiek bedrijven. Uiteindelijk zult u als reiziger de toeristencultuur op de koop toe moeten nemen en kunt u het in heel schrijnende gevallen ook niet laten om toch hier en daar iemand een aantal roepies toe te stoppen.

In Jaipur staat het meest toeristische wat u ooit gedaan heeft op het programma. Maar omdat het toch bij de tour in zit klimt u met uw reisgenoot op de rug van een olifant en laat u zich omhoog brengen naar het Amber Fort, vergezeld door 70 andere olifanten. Het is een ritje van zo’n twintig minuten, behalve als uw drijver constant uw rijdier zit te schoppen en u de ene na de andere jumbo inhaalt. Wees gewaarschuwd, want bij de poort komt u een hond tegen en uw olifant schrikt hiervan, stapt een paar stappen achteruit en trapt daarbij een man door de lucht die drie meter verder op de grond terechtkomt. De audiotour in het fort is de sufste ooit, want het laat de gebouwen praten: “My walls are very thick” en “I have the most beautiful carvings on my pillars”. U breekt de tour voortijdig af en vervolgt uw weg naar de kleermaker. Hier speelt u een hard spel met de gehaaide verkopers en bestelt u voor uw reisleider een pak op maat. Laat u niet verleiden om nog andere dingen te kopen en dan vooral niet de sari waarin uw reisleidster wordt gewurmd en die haar totaal niet staat.

De volgende dag past u het pak en uw figuur wordt omschreven als dat van een model. Hierna gaat u naar de film in de grootste bioscoopzaal van India. Bereidt u voor op een rode loper ervaring, want in de lobby zult u als echte filmsterren aangegaapt en bekeken worden. Samen met uw chauffeur en de bediende uit het hotel, die vanochtend achter u aan de trap op kwam rennen om te vragen of hij mee mocht (op uw kosten), bekijkt u de film Bodyguard. Ondanks het gesproken Hindi kunt u de film redelijk volgen en is het een mooie Bollywood-ervaring. Terug in het hotel krijgt u op het balkon bezoek van een pauwenpaar en loopt er een aap voorbij.

Onderweg naar Agra, uw laatste bestemming, brengt uw chauffeur u naar een restaurant voor de lunch, waar u als toerist een andere kaart krijgt als de Indianen. Helaas komt u daar te laat achter. Bij aankomst in Agra begint uw chauffeur nog over de ‘service charge’ (de fooi), alsof het de gewoonste zaak van de wereld is! Na een nachtje slapen gaat u naar de wereldberoemde Taj Mahal, waar u erg naar uitkeek. Het mausoleum is groot, wit en indrukwekkend. Het is op een verhoging gebouwd dus u ziet alleen blauwe lucht erachter, wat een mooi contrast oplevert. Vervolgens wordt u naar het station gebracht voor uw trein naar Varanasi. Vijf kilometer voor het station stopt uw chauffeur en zegt dat het tijd is voor de fooi. U pakt uw spullen erbij en overhandigt eerst een beschreven kaartje uit Groningen. Dan overhandigt u de enveloppe met geld (de grootste fooi die u ooit gegeven hebt). Het geld wordt er wild uitgetrokken, de enveloppe wordt grondig doorzocht en verscheurd en daarna worden de snippers uit het raam gegooid. Uw chauffeur zegt: “Sir, I think this is not a good tip”. Daarna is hem niet aan het verstand te brengen dat: 1. een fooi niet verplicht is, 2. de klant bepaalt hoeveel hij geeft, 3. het voor u veel geld is, 4. hij ondankbaar is, 5. hij maar naar zijn baas moet gaan als hij te weinig betaald krijgt en 6. u teleurgesteld in hem bent. Uw chauffeur luistert al 14 dagen niet naar uw reisleidster en nu ook niet meer naar uw reisleider. U laat het erbij, houdt de voor uw chauffeur bestemde fles whisky in de tas en laat u naar het station brengen. Hier eindigt voor u de 14-daagse tour door Rajasthan en Agra met uw reisleiders: Sander Boonstra en Anne ter Haar! Hopelijk heeft u genoten! Nu moet u geld storten op rekening 1234.12.34 t.n.v. S. Boonstra en/of A. ter Haar. Uw reisleiders zijn per definitie niet tevreden met uw gift.

Grapje! Even nog kort de resterende twee weken in India. Allereerst hebben we geprobeerd onze vlucht naar voren te verzetten omdat we niet meer de energie en wilskracht hadden om nog verder door India rond te reizen. Dit was te duur en zodoende zijn we 14 dagen in Varanasi gebleven. Helaas zijn we allebei ziek geworden en waren we blij dat we een kamer mét eigen badkamer hadden. De antibiotica van de apotheek hielp bij Sander wel, maar bij Anne niet. Dus hebben we (na 12 dagen ziek zijn) een dokter laten komen die andere antibiotica heeft voorgeschreven, samen met nog vier medicijnen. Na een aantal keer bellen met de vakantiedokter in Nederland hebben we twee medicijnen opgehaald en die werkten wel. We moesten alleen al binnen twee dagen aan de lange reis naar Bali beginnen. Dit was in onze verzwakte toestand een erg zware reis van 47 uur inclusief 12 uur treinen, twee keer vliegen en heel veel wachten. Van de laatste twee weken hebben we ook veel geleerd: niet te laat naar een dokter gaan! Gelukkig zijn we op Bali aangekomen en konden we weer aansterken. Wat we verder beleefd hebben dat leest u in ons volgende avontuur!

Hoe is het in Nederland? Gaat alles nog z’n gangetje? We vinden het erg leuk om op de hoogte gehouden te worden van alle ontwikkelingen en spannende gebeurtenissen! Ook van de niet-spannende gebeurtenissen overigens :)

Liefs, uw reisleiders!

P.S. Voor beeldmateriaal bij deze toer, klik op een link naar keuze:

Facebook Sander

Facebook Anne

Niks

Dat is wat we van plan waren om te doen in Thailand. Dit is de eerste 31 uur goed mislukt! De eerste 12 uur hebben we gelopen, gerend door de regen, in de mini-bus, het vliegtuig, de skytrain en de metro gezeten en een bezoek gebracht aan de ambassade van India. Daarna weer met de metro om een hotel in het centrum van Bangkok te zoeken. Toen we uitstapten waren we in de buurt van het treinstation en dachten: ‘Even treinkaartjes voor morgen boeken, dan zijn we zeker van een plekje.’ We waren daarmee bezig en dachten toen: ‘Waarom vandaag niet?!’ Gevolg voor de volgende 19 uur: trein, bus, boot en songthaew. Ein-de-lijk, 31 uur en acht vervoersmiddelen later konden we de tassen in ons hutje laten vallen en niks doen op Koh Phangan!

Anderhalve week lang hebben we bijna niks gedaan. Je kunt natuurlijk niet niks doen, aangezien er wel gegeten moet worden en je ligt ook niet als je één keer knippert met je ogen op het strand, wij moesten daar toch elke keer 30 meter voor lopen. Andere mensen waren van eiland naar eiland aan het hoppen, wij werden daar een beetje onrustig van en kregen de kriebels om dat ook te doen. Maar waarom zou je weggaan als er een blauwe zee, een wit strand en een gezellig restaurant/barretje binnen handbereik zijn? Daarbij hadden we zin om even anderhalve week op één plek te blijven na een half jaar van hot naar her gereisd te zijn. Sea Gate Resort bleek daarvoor de perfecte plek! Kao, de eigenaar, liep 90% van de tijd stoned rond, dus dat was lekker relaxed. Daarnaast zorgde de hondenclub voor het nodige vertier. Bij aankomst waren er vier honden: Meneer Hond, Herder, Rimpel en Mevrouw Hond. Mevrouw Hond werd drie dagen later omgetoverd tot Moeder Hond, want zij beviel van maar liefst zeven puppies! Dan was er nog Vlekkie, de hond die ons gevolgd was vanuit het dorp en voor onze deur heeft liggen waken. Hier was de rest niet zo blij mee, dus die joegen hem telkens weg. Wel sneu, maar zo gaat dat blijkbaar en een blaffende hond voor je deur middenin de nacht is ook niet zo’n pretje.

Eten deden we voornamelijk op de markt die we na vier dagen ontdekten in Thongsala. Elke avond was het ongeveer 20 minuutjes lopen, maar dan konden we lekker genieten van zo ongeveer alles wat ze daar aanbieden! Er waren natuurlijk wel wat favorieten: de salades van de ontzettend dikke saladevrouw, de aardappelstokjes en de versgeperste/eigen-samengestelde fruitshakes! Op zaterdagen aten we op de Walking Streetmarket in Thongsala. Verder ook nog romantisch bij kaarslicht gedineerd bij de Italiaan omdat de stroom uitviel. Zo leren we het wel ;)

Koh Phangan staat bekend om zijn Full Moon Party. Dit trekt maandelijks tussen de 1000 en 8000 mensen. Toen wij er waren was er geen maan, dus was er een Black Moon Party! Met Mickanov, Lilly, Dave en Blondie zijn we er naartoe gegaan. De entreeprijs was belachelijk hoog, dus Mickanov en Lilly zijn over de muur geklommen en naar binnen gesneakt (meerdere keren, omdat ze er telkens uitgegooid werden omdat ze geen polsbandje hadden. Ze zeiden dat het binnen niet veel aan was, maar dat over de muur klimmen geeft dan toch een kick ofzo?). Met de Thaise politie weet je het maar nooit, dus wij hebben samen met Dave en Blondie biertjes gehaald bij de 7-Eleven en bij de entree mensen zitten kijken met de achtergrondmuziek van het feestje op het strand. Om 01.30 kreeg Dave één polsbandje te pakken van iemand die naar huis ging, daardoor hoefden zij nog maar één bandje te kopen en gingen ze alsnog naar binnen. Sander en ik hebben ons biertje opgedronken en hebben het daarna voor gezien gehouden.
Naast de Black Moon was er ook nog een Half Moon Party. Daar zijn we niet eens heengegaan. Wel weten we dat het niet zo gezellig was… Onze buurtjes kregen namelijk om 04.30 knallende ruzie. Er werd geschreeuwd, met spullen gegooid en geslagen! *Klets*Pets* Twee meisjes stormen achter elkaar hun hutje uit! Daarna slapen we rustig verder, we kregen echter niet de kans om rustig wakker te worden want om 09.30 werden we weer uit onze slaap gerukt door geschreeuw. Spiekend door het raampje zien we dat het eerste meisje vertrekt, met haar backpack op haar rug… Bedankt alcohol, dag vriendschap…

De 7-Eleven was overigens niet alleen goed voor biertjes, we haalden er ook regelmatig ons ontbijt. Ze maken daar tosti’s middenin de supermarkt! Met een flesje fruitmelk erbij is het een echte aanrader!

Ook nog een dagje naar de andere kant van het eiland geweest op de brommer. Daar hadden ze een nog mooier strand als bij ons, maar daar hadden ze weer geen hutjes die praktisch op het strand stonden. De weg ernaartoe en terug was wel wat spannend: 20% op en neer! Wij haalden de heuvels wel, maar we hebben ook menig jongen de brommer de heuvel op zien duwen en dan liep het meisje ernaast te hijgen en te puffen!

Na anderhalve week niks doen wilden we stiekem nog niet weg, maar we hadden al vliegtickets geboekt en moesten ons paspoort ophalen bij de ambassade van India. Dus terug naar Bangkok! Dit duurde ontzettend lang en we moesten overal ellenlang wachten. In Bangkok vinden we vrij snel een hotel en daar komt Sander de tweede bekende tegen! Roel van Francken.

Dezelfde dag gaan we ons visum nog ophalen. Normaal willen tuktukdrivers je te veel laten betalen, maar deze sloeg ons bod van 100 baht af! Hij wilde hooguit 20 baht. Er zat natuurlijk wel een addertje onder het gras: we moesten langs een shop, daar hoefden wij niks te kopen, maar hij kreeg dan wel gratis benzine voor z’n wagentje. Oké! Bij de ambassade waren nog 50 wachtenden voor ons… Maar uiteindelijk kregen we dan ons paspoort met India-visum-sticker en wat stempels! Jeaj!

De overige twee dagen hebben we besteed aan culturele bezienswaardigheden. Samen zijn we naar het Grand Palace geweest. Daar is het één en al glamour en glitter en het is er groots en grandioos. De foto’s zeggen denk ik al genoeg. Wat wel een beetje tegenviel was de grootte van de Emerald Boeddha, daar moesten we een klein beetje naar zoeken.

Sander hoest al een tijdje en voelde zich niet zo lekker, dus de volgende dag ben ik alleen naar Wat Pho geweest. De grote hoeveelheid gebouwen en gouden Boeddha’s en de enorm hoge bloementorens maken indruk. Er was nog wel een stomme monnik die eiste dat ik een foto van hem zou maken. Ik dacht: ‘Jaja, dat gaat me zeker geld kosten…’. Maar hij verzekerde mij dat het gratis was en bleef achter me aanlopen totdat ik die foto gemaakt had. Daarna bleef hij mij achtervolgen voor 100 baht. ‘Hallo, dit hadden we niet afgesproken!’ Hij krijgt zijn geld dan ook niet en stopt met zijn rare achtervolging. Aan het eind van de middag schrok ik me nog een ongeluk. Ik was even vergeten waarom Wat Pho zo bekend was. Rustig trek ik mijn schoenen uit en loop een hal in. Zie ik daar toch opeens de Reclining Boeddha! Dit is een liggende Boeddha van 15 meter hoog en 42 meter lang! Mooie afsluiting van Thailand, jammer dat Sander er niet bij was.

De volgende bestemming is India en daar zitten we inmiddels al een tijdje. Het is niet ons meest favoriete land. Waarom niet? Dat lezen jullie in de volgende blog! Nog bedankt voor alle leuke reacties op de foto’s uit Cambodnee en Vietnam!

Voor de verandering hebben we nu ook direct foto’s van Thailand op Facebook gezet:

Facebook Sander
Facebook Anne

Tot de volgende keer! Liefs, Anne & Sander

Kiekjes Kiek’n!

Bedankt voor al jullie reacties! Die doen ons altijd weer goed! De volgende blog is in de maak, maar voordat jullie weer wat te lezen krijgen is het eerst tijd voor het bewonderen van wat kiekjes!

Zowel van Cambodnee als van Vietnam hebben we een selectie gemaakt uit de vele foto’s die we hebben.

Facebook Sander:
Cambodnee
Vietnam

Facebook Anne:
Cambodnee
Vietnam

Veel plezier en tot snel!

Liefs, Sander & Anne